Solch eine Befugniszuweisung wäre unvereinbar mit Artikel 12 Absatz 2 und Artikel 14 der Verfassung, wenn sie dazu führte, dass das in den Vorarbeiten formulierte Ziel erreicht werden würde, das darin besteht zu vermeiden, « dass entweder die juristische Person oder die natürliche Person a priori das strafrechtliche Risiko einschätzen kann » (Parl. Dok., Senat, 1998-1999, Nr. 1-1217/1, S. 6).
Zulk een bevoegdheidstoekenning zou onbestaanbaar zijn met de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet indien zij tot gevolg zou hebben dat het doel, aangegeven in de parlementaire voorbereiding, zou worden bereikt, dat erin bestaat te vermijden « dat, hetzij de rechtspersoon, hetzij de natuurlijke persoon, a priori een inschatting kan maken van het strafrechtelijke risico » (Parl. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-1217/1, p. 6).