Im vorliegenden Fall bestimmt Artikel 5 des Zusammenarbeitsabkommens vom 28. Februar 1994 zwischen dem Staat und der Flämischen Gemein
schaft in Bezug auf Sozialhilfe für Inhaftierte im Hinblick auf ihre soziale Wiedereingliederung, dass innerhalb des Sozialhilfeteams, das in jedem Gefängnis ständig tätig ist, der Hilfeleistende der anerkannten Dienststelle für forensische Sozialhilfe der Fläm
ischen Gemeinschaft dafür verantwortlich ist, dass den Bitten und Nöten der Inhaftierten entsprochen wird durch die Sozialhilfeeinrichtungen der
...[+++]Flämischen Gemeinschaft, was unter anderem die Erstellung eines individuellen psychosozialen Begleitverlaufs für jeden einzelnen Inhaftierten unter Berücksichtigung des individuellen Inhaftierungsverlaufs beinhaltet.Te dezen bepaalt artikel 5 van het samenwerkingsakkoord van 28 februari 1994 tussen de Staat en de Vlaamse Ge
meenschap inzake de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie, dat, binnen het welzijnsteam dat in elke gevangenis op permanente wijze werkzaam is, de hulpverlener van de erkende dienst voor forensische welzijnszorg van de Vlaamse
Gemeenschap, ervoor verantwoordelijk is dat aan de vragen en noden van de gedetineerden tegemoet wordt gekomen door de welzijns- en maatschappelijke voorzieningen
...[+++] van de Vlaamse Gemeenschap, wat onder meer het opstellen bevat van een individueel psychosociaal begeleidingstraject ten behoeve van elke gedetineerde, rekening houdend met het individuele detentietraject.