Die meisten der darin genannten Rechte werden gemäß dem Universalitätsprinzip jeder Person ungeachtet ihrer Staatsangehörigkeit oder ihres Wohnsitzes zuerkannt; die Charta schreibt somit eine Reihe von Rechten fest, die Staatsangehörigen der Mitgliedstaaten und Drittstaatsangehörigen, die sich in den Mitgliedstaaten aufhalten, zuerkannt werden.
De in het Handvest opgesomde rechten worden overeenkomstig het universaliteitsbeginsel grotendeels toegekend aan eenieder ongeacht zijn nationaliteit of woonplaats; het Handvest consacreert dus een reeks rechten die worden toegekend aan de burgers van de lidstaten en aan de burgers van derde landen die op het grondgebied van de Unie verblijven.