Durch seinen vorerwähnten Entscheid Nr. 44/2011 hat der Gerichtshof aus den in B.5 bis B.2
7 und B.34 bis B.40 dargelegten Gründen die Verfassungswidrigkeiten, die geg
en Artikel 33 Nr. 7 Buchstabe b) der vorerwähnten Ordonnanz vom 25. März 1999 im zweiten, dritten, vierten, sechsten, siebten und achten Klagegrund in dieser auf der Grundlage von Artikel 4 Absatz 2 des Sondergesetzes vom 6. Januar
1989 eingereichten Nichtigkeitsklage angefüh ...[+++]rt werden, als nicht erwiesen erklärt.
Bij zijn voormelde arrest nr. 44/2011 heeft het Hof, om de in B.5 tot B.27 en B.34 tot B.40 uiteengezette motieven, niet besloten tot de ongrondwettigheden die tegen artikel 33, 7°, b), van de voormelde ordonnantie van 25 maart 1999 zijn aangevoerd in het tweede, derde, vierde, zesde, zevende en achtste middel in het onderhavige beroep tot vernietiging, ingesteld op grond van artikel 4, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989.