(1) Haben die Marktüberwachungsbehörden eines Mitgliedstaats hinreichenden Grund zu der Annahme, dass Geräte oder Ausrüstungen, die unter diese Verordnung fallen, die Gesundheit oder Sicherheit von Personen oder Haus- und Nutztiere oder Güter gefährden, so beurteilen sie, ob das betreffende Gerät oder die betreffende Ausrüstung alle in dieser Verordnung festgelegten einschlägigen Anforderungen erfüllt.
1. Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat onder deze verordening vallende toestellen of toebehoren een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen of huisdieren of eigendommen vormen, voeren zij een beoordeling van het toestel of toebehoren in kwestie uit in het licht van alle relevante eisen die bij deze verordening zijn vastgesteld.