(2) Hat der Aufnahmemitgliedstaat bere
chtigte Zweifel, so kann er von den zuständigen Behörden eines
Mitgliedstaats eine Bestätigung der Authentizität der in jenem Mitgliedstaat ausgestellten Bescheinigungen und Ausbild
ungsnachweise sowie gegebenenfalls eine Bestätigung darüber verlangen, dass der Antragsteller für die in Kapitel III genannten Berufe die Mindestanforderungen der Ausbildung erfüllt, die in den Artikeln 24, 25, 28, 3
...[+++]1, 34, 35, 38, 40, 44 und 46 verlangt werden.
2. In geval van gegronde twijfel kan de ontvangende lidstaat de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat vragen om bevestiging van de echtheid van de in die andere lidstaat afgegeven getuigschriften en opleidingstitels, alsmede, in voorkomend geval, om bevestiging dat de begunstigde voor de beroepen in hoofdstuk III van deze titel voldoet aan de minimumopleidingseisen van de artikelen 24, 25, 28, 31, 34, 35, 38, 40, 44 en 46.