Aus den Vorarbeiten zum Konkursgesetz vom 8. August 1997 wird deutlich, dass der Gesetzgeber « die Interessen der Gläubiger, der öffentlichen Hand, der Arbeitnehmer und des Konkursschuldners selbst » besser miteinander in Einklang bringen wollte (Parl. Dok., Kammer, 1991-1992, Nr. 631/1, S. 1).
Uit de parlementaire voorbereiding van de faillissementswet van 8 augustus 1997 blijkt dat de wetgever heeft beoogd « inzonderheid de belangen [af te wegen] van de schuldeisers, van de overheid, van de werknemers en van de gefailleerde zelf » (Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 631/1, p. 1).