Die « diskrete Sichtkontrolle » kann der Prokurator des Königs im Ubrigen nur beschliessen für Orte, für die man auf der Grundlage von präzisen Indizien vermutet, dass sich die in B.6.1 beschriebenen Sachen, Vermögensvorteile, Güter und Wertgegenstände dort befinden.
Trouwens, wat een inkijkoperatie betreft, kan de procureur des Konings enkel beslissen ten aanzien van plaatsen waarvan op basis van precieze aanwijzingen wordt vermoed dat de in B.6.1 beschreven zaken, vermogensvoordelen, goederen en waarden er zich bevinden.