(8) Um die Freizügigkeit der Familienangehörigen, die nicht die Staatsangehörigkeit eines Mitgliedstaats besitzen, zu erleichtern, sollten die Familienangehörigen, die bereits einen Aufenthaltstitel erhalten haben, von der Pflicht zur Beschaffung eines Visums für einen Kurzaufenthalt ausgenommen werden.
(8) Teneinde het vrije verkeer van familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten te vergemakkelijken, dienen familieleden die reeds over een verblijfstitel beschikken te worden vrijgesteld van de verplichting zich voor een kort verblijf van een visum te voorzien.
