(1) Die Mitgliedstaaten stellen sicher, dass geeignete und wirksame Beschwerde- und Rechtsbehelfsverfahren bestehen zur außergerichtlichen Beilegung von Streitigkeiten von Verbrauchern mit Kreditgebern, Kreditvermittlern und benannten Vertretern im Zusammenhang mit Kreditverträgen, gegebenenfalls unter Inanspruchnahme bereits bestehender Einrichtungen.
1. De lidstaten zien erop toe dat passende en doeltreffende klachten- en beroepsprocedures voor buitengerechtelijke beslechting van geschillen tussen consumenten en kredietgevers, kredietbemiddelaars en aangestelde vertegenwoordigers over kredietovereenkomsten worden ingesteld, die in voorkomend geval voor bestaande instanties worden gevoerd.