Im Ubrigen ist festzustellen, dass, insofern gemäss dem angefochtenen Artikel 14 die Personalmitglieder im einfachen Dienst, die am Datum der Schaffung eines Korps der lokalen Polizei in einer Stelle in einem Ermittlungs- und Fahndungsdienst der lokalen Polizei benannt werden, unter bestimmten Bedingungen die Eigenschaft als Gerichtspolizeioffizier, Hilfsbeamter des Prokurators des Königs erhalten, sie auf die gleiche Weise behandelt werden wie die Personalmitglieder, die für die Generaldirektion der Gerichtspolizei oder für die dekonzentrierten gerichtspolizeilichen Einheiten ben
annt werden und die ebenfalls für die Dauer ihrer ...[+++] Benennung diese Eigenschaft erhalten (Artikel XII. VII. 21 Absatz 2 RSPol).
Voor het overige dient te worden vastgesteld dat, in zoverre
overeenkomstig het bestreden artikel 14 de personeelsleden van het basiskader die, op de datum van de oprichting van een korps van de lokale politie, zijn
aangewezen voor een betrekking in een opsporings- en recherchedienst van de lokale politie onder bepaalde voorwaarden de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, verkrijgen, zij op dezelfde wijze worden behandeld als de personeelsleden die worden aangewezen voor de alg
...[+++]emene directie gerechtelijke politie of voor de gedeconcentreerde gerechtelijke eenheden, die eveneens voor de duur van hun aanwijzing met die hoedanigheid worden bekleed (artikel XII. VII. 21, tweede lid, RPPol).