Aus den vorerwähnten Vorarbeiten zum Gesetz vom 9. August 1963 wird ersichtlich, dass der Gesetzgeber einen Zusammenhang hergestellt hat zwischen dem Vorhandensein von Fazilitäten in Verwaltungsangelegenheiten in den Sprachgrenzgemeinden und den erforderlichen Kenntnissen der zweiten Landessprache bei den Friedensrichtern und/oder stellvertretenden Friedensrichtern und den Chefgreffiers der Gerichtskantone, zu denen diese Gemeinden gehören.
Uit de hiervoor vermelde parlementaire voorbereiding van de wet van 9 augustus 1963 blijkt dat de wetgever een verband heeft gelegd tussen het bestaan van faciliteiten in bestuurszaken in de taalgrensgemeenten en de vereiste kennis van de tweede landstaal van de vrederechters en/of plaatsvervangende vrederechters en van de hoofdgriffiers van de gerechtelijke kantons waar die gemeenten deel van uitmaakten.