Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Vertaling van "bei einer polizeilichen vernehmung während " (Duits → Nederlands) :

Der Kassationshof hat geurteilt, dass « die Fairness eines Strafverfahrens im Verhältnis zum gesamten Verfahren beurteilt wird, indem festgestellt wird, ob die Rechte der Verteidigung eingehalten wurden, geprüft wird, ob die verfolgte Person die Möglichkeit hatte, die Echtheit der Beweise anzufechten und sich ihrer Verwendung zu widersetzen, überprüft wird, ob die Umstände, unter denen die belastenden Elemente erzielt wurde, Zweifel an der Glaubwürdigkeit oder Richtigkeit entstehen lassen, und der Einfluss des regelwidrig erzielten Beweiselementes auf den Ausgang der Strafverfolgung beurteilt wird » (Kass., 15. Dezember 2010, Pas., 2010, Nr. 743) und dass « das Fehlen des Rechtsanwalts ...[+++] des Polizeigewahrsams nur einer etwaigen Schuldigerklärung im Wege stehen kann, insofern diese ausschliesslich oder auf entscheidende Weise auf während dieser Vernehmung erzielten selbstbelastenden Erklärungen beruht, ohne dass die vernommene Person auf den Beistand durch einen Rechtsbeistand verzichtet oder sich frei dafür entschieden hat, davon abzusehen » (Kass., 5. Januar 2011, Pas., 2011, Nr. 10).

Het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat « de eerlijke behandeling van een strafzaak wordt beoordeeld in het licht van de rechtspleging in haar geheel, door na te gaan of het recht van verdediging werd geëerbiedigd, te onderzoeken of de vervolgde persoon de mogelijkheid werd geboden de geloofwaardigheid van de bewijzen te betwisten en zich tegen de aanwending ervan te verzetten, na te gaan of de omstandigheden waarin de elementen à charge werden vergaard twijfel zaaien over de geloofwaardigheid of de juistheid van dat bewijsmateriaal, en de invloed te beoordelen van het onregelmatig verkregen bewijselement op de afloop van de strafvorde ...[+++]


Der dritte Klagegrund in der Rechtssache Nr. 6190 ist abgeleitet aus einem Verstoß gegen die Artikel 10, 11 und 23 der Verfassung und gegen Artikel 6 der Richtlinie 92/43/EWG des Rates vom 21. Mai 1992 zur Erhaltung der natürlichen Lebensräume sowie der wildlebenden Tiere und Pflanzen (nachstehend: Habitatrichtlinie) sowie gegen Artikel 6 des Aarhus-Übereinkommens durch die Artikel 155, 226 und 390 des Dekrets über die Umgebungsgenehmigung, weil, abgesehen von der Ausnahme für Tätigkeiten, die materielle Eingriffe in die Umwelt zur Folge haben, bei einer reinen Er ...[+++]

Het derde middel in de zaak nr. 6190 is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet en van artikel 6 van de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (hierna : Habitatrichtlijn) alsook van artikel 6 van het Verdrag van Aarhus door de artikelen 155, 226 en 390 van het Omgevingsvergunningsdecreet omdat, behoudens de uitzondering voor activiteiten die fysieke ingrepen in het leefmilieu tot gevolg hebben, bij een loutere hernieuwing van een omgevingsvergunning of omzetting van een milieuvergunning in een omgevingsvergunning geen ...[+++]


Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût und R. Leysen, unter Assistenz des Kanzlers F. Meersschaut, unter dem Vorsitz des Präsidenten E. De Groot, erlässt nach Beratung folgenden Entscheid: I. Gegenstand der Vorabentscheidungsfrage und Verfahren In seinem Urteil vom 26. Februar 2015 in Sachen R.S. und M.S., dessen Ausfertigung am 5. Juni 2015 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat das Gericht erster Instanz Ostflandern, Abteilung Gent, folgende Vorabentscheidungsfrage gestellt: « Verstößt Artikel 347-1 des Zivilgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern er zur Folge hat, dass ...[+++]

Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter E. De Groot, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 26 februari 2015 in zake R.S. en M.S., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 5 juni 2015, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 347-1 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het tot gevolg heeft dat : - een nieuwe gewone adoptie absoluut onmogelijk is van een meerderjarige persoon met een volle adoptieve afstammingsband, ...[+++]


Die im vorliegenden Fall in Rede stehenden Rechte und Interessen betreffen einerseits das Recht auf Achtung des Privatlebens der Personen, deren Daten in einer polizeilichen Datenbank verarbeitet werden, und andererseits die Effizienz der Polizeidienste bei der Ausübung ihrer gesetzlichen Aufträge, unter anderem im Rahmen des Schutzes der Rechte und Freiheiten anderer.

De te dezen in het geding zijnde rechten en belangen betreffen, enerzijds, het recht op eerbiediging van het privéleven van de personen van wie de gegevens in een politionele databank worden verwerkt en, anderzijds, de doeltreffendheid van de politiediensten bij het uitoefenen van hun wettelijke opdrachten, onder meer in het kader van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.


Gemäß dieser Bestimmung, die aufgrund von Artikel 44/3 § 1 des Gesetzes über das Polizeiamt ebenfalls auf die Verwaltung der polizeilichen Informationen Anwendung findet, sind die Polizeidienste daher verpflichtet, die erforderlichen technischen und organisatorischen Maßnahmen zu ergreifen, um zu vermeiden, dass Drittpersonen bei einer Mitteilung von Daten Kenntnis davon erlangen könnten.

Die bepaling die, krachtens artikel 44/3, § 1, van de wet op het politieambt, eveneens van toepassing is op het politionele informatiebeheer, verplicht de politiediensten aldus de nodige technische en organisatorische maatregelen te nemen om te voorkomen dat derden bij een mededeling van gegevens, ervan kennis zouden kunnen krijgen.


Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 In seinem Urteil vom 23. Februar 2016 in Sachen Jean-Paul Owen gegen die « Vertellus Specialties Belgium » AG, dessen Ausfertigung am 7. März 2016 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat der Arbeitsgerichtshof Antwerpen, Abteilung Antwerpen, folgende Vorabentscheidungsfrage gestellt: « Verstößt Artikel 68 Absatz 3 des Gesetzes vom 26. Dezember 2013 über die Einführung eines Einheitsstatuts für Arbeiter und Angestellte, was Kündigungsfristen und Karenztag betrifft, und von Begleitmaßnahmen gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit d ...[+++]

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 23 februari 2016 in zake Jean-Paul Owen tegen de nv « Vertellus Specialties Belgium », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 maart 2016, heeft de Arbeidsrechtbank te Antwerpen, afdeling Antwerpen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 68 lid 3 van de wet van 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met hetzelfde artikel 68 lid 1 en lid 2 en de voormalige artikelen 82 § 3 en 82 § 5 van de wet van 3 juli 1978 betreffen ...[+++]


Diesbezüglich sollte die Rechtsprechung des Europäischen Gerichtshofs für Menschenrechte berücksichtigt werden, der zufolge die Verteidigungsrechte grundsätzlich irreparabel verletzt sind, wenn belastende Aussagen, die während einer polizeilichen Vernehmung unter Missachtung des Rechts auf Zugang zu einem Rechtsbeistand gemacht wurden, als Beweis für die Verurteilung verwendet werden.

In dit verband dient de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in acht te worden genomen, waarin wordt bepaald dat de rechten van de verdediging in principe onherstelbaar zijn geschonden als belastende verklaringen die tijdens een politieverhoor bij afwezigheid van een advocaat zijn gedaan, worden gebruikt voor een veroordeling.


« Das Recht auf ein faires Verfahren, das durch Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention gewährleistet wird, setzt voraus, dass eine festgenommene oder der Justiz zur Verfügung gestellte Person effektiven Beistand durch einen Rechtsanwalt während der polizeilichen Vernehmung innerhalb von 24 Stunden nach ihrer Freiheitsentziehung erhält, sofern nicht im Lichte der besonderen Umstände des jeweiligen Falls bewiesen wird, dass zwingende Gründe vorliegen, dieses Recht einzuschränken.

« Het recht op een eerlijke behandeling van de zaak, dat is vastgelegd in artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, houdt in dat de aangehouden of ter beschikking van het gerecht gestelde persoon daadwerkelijk wordt bijgestaan door een advocaat tijdens het verhoor door de politie, dat wordt afgenomen binnen vierentwintig uren na zijn vrijheidsberoving, tenzij wordt aangetoond, in het licht van de bijzondere omstandigheden van de zaak, dat er dwingende redenen zijn om dat recht te beperken.


« Verstösst Artikel 16 des Gesetzes vom 20. Juli 1990 über die Untersuchungshaft, insbesondere die Paragraphen 2 bis 4 dieses Artikels, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, ggf. in Verbindung mit den Artikeln 5 und 6 der Europäischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten, indem er dem Beschuldigten nicht das Recht gewährt, sich von einem Rechtsanwalt beistehen zu lassen und Einsicht in die Strafakte zu haben vor der ersten Vernehmung durch den Untersuchungsrichter und bei dieser dem Erlass des Haftbefehl ...[+++]

« Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met de artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag tot bescherming de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, geschonden door artikel 16 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, en met name door de paragrafen 2 tot 4 ervan, doordat het de verdachte niet het recht verleent te worden bijgestaan door een advocaat en het strafdossier te raadplegen nog vóór het eerste verhoor door de onderzoeksrechter en ter gelegenheid van dat aan de uitvaardiging van het bevel tot aanhouding voorafgaand verhoor, terwijl voor identieke ...[+++]


« Verstösst Artikel 16 des Gesetzes vom 20. Juli 1990 über die Untersuchungshaft, insbesondere die Paragraphen 2 bis 4 dieses Artikels, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, ggf. in Verbindung mit den Artikeln 5 und 6 der Europäischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten, indem er dem Beschuldigten nicht das Recht gewährt, sich von einem Rechtsanwalt beistehen zu lassen und Einsicht in die Strafakte zu haben vor der ersten Vernehmung durch den Untersuchungsrichter und bei dieser dem Erlass des Haftbefehl ...[+++]

« Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met de artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag tot bescherming de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, geschonden door artikel 16 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, en met name door de paragrafen 2 tot 4 ervan, doordat het de verdachte niet het recht verleent te worden bijgestaan door een advocaat en het strafdossier te raadplegen nog vóór het eerste verhoor door de onderzoeksrechter en ter gelegenheid van dat aan de uitvaardiging van het bevel tot aanhouding voorafgaand verhoor, terwijl voor identieke ...[+++]


w