(4) Bei Verstößen oder mutmaßlichen Verstößen gegen die zur Umsetzung der Titel III und IV erlassenen nationalen Rechtsvorschriften sind die zuständigen Behörden nach Absatz 1 die Behörden des Herkunftsmitgliedstaats des Zahlungsdienstleisters, im Falle von Agenten und Zweigniederlassungen, die auf Grundlage des Niederlassungsrechts tätig sind, jedoch die Behörden des Aufnahmemitgliedstaats.
4. In geval van inbreuk of vermoedelijke inbreuk op bepalingen van nationaal recht ter omzetting van titel III en titel IV, fungeren de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de betalingsdienstaanbieder als de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit; in het geval van agenten en bijkantoren die uit hoofde van het recht van vestiging worden geleid, zijn dit evenwel de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.