Der begrenzte Zeitraum von drei beziehungsweise sechs Monaten, in dem diese aufeinanderfolgenden befristeten Arbeitsverträge möglich sind, rechtfertigt es ausserdem, dass der Gesetzgeber keine Mindestdauer vorgesehen hat, die mit den drei oder sechs Monaten von Artikel 10bis §§ 2 und 3 des Gesetzes über die Arbeitsverträge vergleichbar ist.
De beperkte periode van respectievelijk drie en zes maanden tijdens welke die opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd mogelijk zijn, verantwoordt tevens dat de wetgever niet in een minimale duur heeft voorzien die vergelijkbaar is met de drie of de zes maanden in artikel 10bis, §§ 2 en 3, van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten.