Vertaling van "bachneunauge " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

Bachneunauge | Gewöhnliches Bachneunauge
beekprik | zandprik

Vladikov-Bachneunauge | Vladikov-Lamprete
Vladikovs prik

Ukrainische Lamprete | ukrainisches Bachneunauge
Oekraïense prik

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

In den Wasserläufen leben die Groppe, der Biber und das Bachneunauge.
Waterlopen vormen het habitat van de soorten donderpadden, bevers en Beekprikken.

In diesen Bächen sowie in den Bächen Houette, Houillette und Grand Foy leben die Groppe, das Bachneunauge, der Eisvogel und der Biber.
In deze beken, alsook in de beken van de Houette, Houillette en Grand Foy, leven populaties van donderpadden, Beekprikken, ijsvogels en bevers.

Der Hermeton und seine Zuflüsse berherbergen den Eisvogel, den Biber, die Groppe, das Bachneunauge und die Bachmuschel.
De Hermeton en de zijrivieren ervan vormen het habitat van ijsvogels, bevers, donderpadden, Beekprikken en Bataafse stroommossels.

Auch wenn die Chevratte die Groppe, das Bachneunauge oder den Eisvogel beherbergt, beruht das Interesse des Tals ebenfalls in den am Ufer gelegenen Moorsümpfen.
Naast de waterplannen van de Chevratte waar donderpadden, Beekprikken of ijsvogels worden geherbergd, berust het belang van de vallei ook op de aangrenzende veenachtige moerassen.

Die Göhl (3260) bietet dem Eisvogel, der Groppe und dem Bachneunauge einen Lebensraum; deren Ufersäume sind mit Hochstaudenfluren mit echtem Mädesüß (6430) und Auenwäldern (91E0*) bedeckt.
Langs het riviertje « la Gueule » (3260), habitat van de ijsvogel, de donderpad en de beekprik, worden oeverranden gevormd door gebieden met voedselrijke ruigten met moerasspirea (6430) en alluviale bossen (91E0*).

Die Flüsse (3260) beheimaten ebenfalls die Groppe, die Bachmuschel, das Bachneunauge, den Fischotter, den Eisvogel, den Fischadler und den Schwarzstorch.
De waterlopen (3260) vormen ook de habitat van de donderpad, van de Bataafse stroommossel, de beekprik, de Europese otter, de ijsvogel, de visarend en de zwarte ooievaar.

Zudem sind in Umgebung der Lomme und ihrer Nebenflüsse die Groppe und das Bachneunauge beheimatet. Die in einem Kalksteingebiet gelegenen Hänge und Gruben weisen mehrere Lebensräume gemeinschaftlichen Interesses auf (Kalkwälder, Rasen, thermophile Saumgesellschaften), deren botanischer Reichtum außerordentlich ist, unter anderem was die Orchideen betrifft.
De in een kalkhoudend gebied gelegen hellingen en groeven herbergen verschillende habitats van communautair belang (kalkbossen, grasvelden, thermofiele randen) waarvan de plantenrijkdom uitzonderlijk is, met name wat orchidéeën betreft.

k) Habitate zur Fortpflanzung, Uberwinterung und/oder Nahrungssuche für regelmässig vorkommende Populationen folgender Arten: bauchige Windelschnecke (1016), Perlmuschel (1029), Bachmuschel (1032), gekielte Smaragdlibelle (1041), Helm-Azurjungfer (1044), Bachneunauge (1096), Flussneunauge (1099), Lachs (1106), Bitterling (1134), Kammmolch (1166), Teichfledermaus (1318), Fischotter (1355);
k) habitats voor de voortplanting, de overwintering en/of het voeden van een regelmatige populatie van Zeggekorfslakken (1016), Rivierparelmosselen (1029), Bataafse stroommosselen (1032), Bronslibellen (1041), Mercuurwaterjuffers (1044), Beekprikken (1096), Rivierlampreien (1099), Atlantische zalmen (1106), Bittervoornen (1134), Kamsalamanders (1166), Meervleermuizen (1318), Europese visotters (1355);

Habitate zur Fortpflanzung oder Nahrungssuche für regelmässig vorkommende Populationen von: Bachmuschel (1032), Bachneunauge (1096), Fischotter (1355), Schwarzstorch (A030) und Eisvogel (A229).
habitats voor de voortplanting of het voeden van een regelmatige bevolking van otters (1032), beekprikken (1096), visotters (1355), zwarte ooievaars (A030) en ijsvogels (A229).

Habitate zur Fortpflanzung oder Nahrungssuche für regelmässig vorkommende Populationen von Flussperlmuschel (1029), Bachmuschel (1032), Bachneunauge (1096), Groppe (1163), Fischotter (1355), Schwarzstorch (A030), Rotmilan (A074), Zwergschnepfe (A152), Bekassine (A153) und Eisvogel (A229).
habitats voor de voortplanting en het voeden van een regelmatige bevolking van beekparelmossels (1029), Bataafse stroommossels (1032), beekprikken (1096), donderpadden (1163), otters (1355), zwarte ooievaars (A030), rode wouwen (A074), bokjes (A152), watersnippen (A153) en ijsvogels (A229).