Indem dem König die ausschliessliche Zuständigkeit eingeräumt werde, die Dauer des Bestehens der zusätzlichen Kammern zu bestimmen, delegiere der Gesetzgeber überdies auf unzulässige Weise eine Zuständigkeit, die ihm durch Artikel 146 der Verfassung erteilt worden sei.
Door aan de Koning de uitsluitende bevoegdheid toe te kennen om de duur van het bestaan van de aanvullende kamers te bepalen, delegeert de wetgever bovendien op ontoelaatbare wijze een bevoegdheid die hem door artikel 146 van de Grondwet is toegekend.