Artikel 64 Absatz 2 des Strafprozessgesetzbuches, Artikel 184 desselben Gesetzbuches und Artikel 2 Absatz 2 des Gesetzes vom 4. Oktober 1867 über die strafmildernden Umstände in der durch Artikel 47 des Gesetzes vom 11. Juli 1994 bezüglich der Polizeigerichte und zur Einführung einiger Bestimmungen bezüglich der Beschleunigung und der Modernisierung der Strafgerichtsbarkeit abgeänderten
Fassung verstossen nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie der geschädigten Person nicht ermöglichen, das Strafgericht in den in Artikel 2 Absatz 3 des Gesetzes
vom 4. Oktober 1867 aufgeführten ...[+++] Fällen mittels einer direkten Vorladung zu befassen.De artikelen 64, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, 184 van hetzelfde Wetboek en 2, tweede lid, van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, gewijzigd bij artikel 47 van de wet van 11 juli 1994 betreffende de politierechtbanken en houdende een aantal bepalingen betreffende de versnelling en de modernisering van de strafrechtspleging, schenden de artikelen 10 en
11 van de Grondwet niet doordat zij de benadeelde persoon niet toestaan de zaak door middel van rechtstreekse dagvaarding bij de correctionele rechtbank aanha
ngig te maken in de gevallen ...[+++] opgesomd in artikel 2, derde lid, van de wet van 4 oktober 1867.