(3) Neben den grundlegenden Anforderungen nach Artikel 3 Absatz 1 können die Mitgliedstaaten beantragen, daß sie während eines Zeitraums von höchstens 30 Monaten ab dem in Artikel 19 Absatz 1 Satz 1 genannten Datum und im Einklang mit den Bestimmungen des Vertrags weiterhin vorschreiben können, daß Telekommunikationsendeinrichtungen keine unannehmbare Beeinträchtigung eines Sprachtelefondienstes, der im Rahmen des Universaldienstes im Sinne der Richtlinie 98/10/EG zugänglich ist, verursachen dürfen.
3. Naast de essentiële eisen van artikel 3, lid 1, kunnen de lidstaten erom verzoeken de eis dat telecommunicatie-eindapparatuur geen onaanvaardbare achteruitgang tot gevolg mag hebben van een spraaktelefoondienst welke toegankelijk is in het kader van de universele dienst als gedefinieerd in Richtlijn 98/10/EG, gedurende maximaal 30 maanden volgende op de in de eerste zin van artikel 19, lid 1, genoemde datum en in overeenstemming met de Verdragsbepalingen, te mogen handhaven.