6. DIE MITGLIEDSTAATEN nehmen zur Kenntnis, daß in Fällen gemäß Nummer 5 die von der Kommission gesetzte Frist für eine Äußerung auf lediglich fünf Arbeitstage und auch die Frist für eine Erwiderung auf eine mit Gründen versehene Stellungnahme auf lediglich fünf Arbeitstage bemessen werden darf.
6. DE LIDSTATEN nemen er nota van dat in de zaken als bedoeld in punt 5, de door de Commissie vastgestelde termijn voor het maken van opmerkingen niet meer dan vijf werkdagen kan zijn en dat de termijn om te reageren op een met redenen omkleed advies, evenmin meer dan vijf werkdagen kan zijn.