Der Gesetzgeber, der in Kapitel VI des Gesetzes vom 12. April 1965 ein System ausgearbeitet hat, das sowohl die Interessen der Schuldner als auch die Interessen der Gläubiger in wirksamer Weise schützt, konnte ohne Verletzung des Gleichheitsgrundsatzes entscheiden, dass Urteile, die in diesem Rahmen vom Friedensrichter verkündet werden, nicht berufungsfähig sein müssen.
De wetgever die in hoofdstuk VI van de wet van 12 april 1965 een systeem heeft uitgewerkt dat zowel de belangen van de schuldenaar als die van de schuldeiser op doeltreffende wijze beschermt, vermocht, zonder het gelijkheidsbeginsel te schenden, te beslissen dat de vonnissen die in dat verband door de vrederechter worden gewezen niet vatbaar dienden te zijn voor hoger beroep.