Im Rahmen einer strafrechtlichen Untersuchung kann der Untersuchungsrichter hingegen eine solche Anordnung nicht einer Person, die der betrügerischen Zahlungsunfähigkeit verdächtigt wird, oder den in Artikel 156 des Strafprozessgesetzbuches erwähnten Personen, die eine verwandtschaftliche Beziehung zum Verdächtigen aufweisen, erteilen (Artikel 88quater § 2 Absatz 2 des Strafprozessgesetzbuches).
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek kan de onderzoeksrechter daarentegen een dergelijk bevel niet geven aan een verdachte van bedrieglijk onvermogen of de in artikel 156 van het Wetboek van strafvordering genoemde personen verwant aan de verdachte (artikel 88quater, § 2, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering).