Im ersten Klagegrund vor dem Staatsrat führt D. Christiaens an, dass Artikel 2 28° des Dekrets vom 13. Juli 1994, aufgrund dessen die angefochtenen Beschlüsse gefasst wurden, eine Missachtung von Artikel 24 § 5 der Verfassung enthalte, indem er die Beurteilung des kunstbezogenen Charakters einer Unterrichtstätigkeit der Hochschulverwaltung anvertraue.
In het eerste middel voor de Raad van State voert D. Christiaens aan dat artikel 2, 28°, van het decreet van 13 juli 1994, op grond waarvan de bestreden beslissingen zijn genomen, een miskenning inhoudt van artikel 24, § 5, van de Grondwet, doordat het de beoordeling van het artistiekgebonden karakter van een onderwijsactiviteit aan het hogeschoolbestuur opdraagt.