Der vorlegende Richter stellt dem Gerichtshof Fragen zur Vereinbarkeit von Artikel 1 Absatz 8 des Gesetzes vom 20. Juli 1971 zur Einführung garantierter Familienleistungen, dahingehend ausgelegt, dass er Anwendung finde auf Staatenlose, bei denen festgestellt werde, dass sie ohne ihren Willen ihre
Staatsangehörigkeit verloren hätten, und die nachwiesen, dass sie keinen gesetzlichen und dauerhaften Aufent
haltstitel in einem anderen Staat, zu dem sie Verbindungen
hätten, erhalten könnten, mit de
...[+++]n Artikeln 10 und 11 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit den Artikeln 2 Absatz 2 und 26 Absatz 1 des Ubereinkommens über die Rechte des Kindes.De verwijzende rechter stelt het Hof vragen over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 2, lid 2, en 26, lid 1, van het Verdrag inzake de rechten van het kind, van artikel 1, achtste lid, van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, in die zin geïnterpreteerd dat het van toepassing is op de staatlozen van wie wordt vastgesteld dat zij buiten hun wil hun n
ationaliteit hebben verloren en die aantonen dat zij geen wettige en duurzame verblijfstitel kunne
n verkrijgen in een andere ...[+++] Staat waarmee zij banden zouden hebben.