(3) Wird ein Schiff einer Nichtvertragspartei beim Umladen gesichtet oder auf andere Weise identifiziert, so gilt die Vermutung, dass die Bestandserhaltungs- und Durchsetzungsmaßnahmen unterlaufen werden, auch für jedes andere Schiff einer Nichtvertragspartei, das bei Umladetätigkeiten mit diesem Schiff identifiziert wurde.
3. Wanneer met betrekking tot een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij via waarnemingen of op een andere manier is vastgesteld dat het overladingsactiviteiten uitvoert, geldt het vermoeden van niet-naleving van instandhoudings- en rechtshandhavingsmaatregelen voor elk ander vaartuig van een niet-verdragsluitende partij waarvan is vastgesteld dat het in dergelijke activiteiten met dat vaartuig is betrokken.