Q. in der Erwägung, dass in der Europäischen Union durchschnittlich 3 von 10 Haushalten Einpersonenhaushalte sind, von den
en die Mehrzahl aus allein lebenden, vor allem älteren, Frauen besteht, und dass dieser Anteil zunimmt; in der Erwägung, dass diese Haushalte schutzbedürftiger und einem größeren Risiko der Armut ausgesetzt sind, insbesondere in wirtschaftlich schwierigen Zeiten; in der Erwägung, dass Einpersonenhaushalten oder Haushalten, die nur ein Einkommen haben, in den meisten Mitgliedsstaaten eine ungünstige Behandlung sowohl in absoluter als
...[+++] auch in relativer Hinsicht zuteil wird, wenn es um Besteuerung, soziale Sicherheit, Unterbringung, Gesundheitsfürsorge, Versicherung und Renten geht; in der Erwägung, dass die staatliche Politik Menschen nicht deswegen schlechter stellen sollte, weil sie – freiwillig oder unfreiwillig – allein leben; Q. overwegende dat gemiddeld 3 van de 10 huishoudens in de Europese Unie eenpersoonshuishoudens zijn waarvan het me
rendeel bestaat uit alleenwonende vrouwen, met name oudere vrouwen, en dat dit percentage verder toeneemt; overwegende dat deze huishoudens kwetsbaarder zijn en meer kans hebben om tot armoede te vervallen, vooral in tijden van economische tegenspoed; overwegende dat huishoudens met één inkomen in de meeste lidstaten worden benadeeld, zowel in absoluut als relatief opzicht, op het gebied van belastingen, sociale zekerheid, huisvesting, gezondheidszorg, verzekeringen en pensioenen; overwegende dat overheidsbeleid mensen n
...[+++]iet mag straffen voor het feit dat ze - al dan niet vrijwillig - alleen wonen; 
