E. in der Erwägung, dass das auswärtige Handeln der Union gegenüber Drittländern von Artikel 21 des Vertrags von Lissabon bestimmt wird, in dem die universelle Gültigkeit und die Unteilbarkeit der Menschenrechte und Grundfreiheiten bekräftigt werden und die Verpflichtung der EU, die Menschenwürde, die Grundsätze der Gleichheit und der Solidarität sowie die Grundsätze der Charta der Vereinten Nationen und des Völkerrechts in ihrem außenpolitischen Handeln zu achten, verankert ist;
E. overwegende dat het optreden van de Unie in haar betrekkingen met derde landen gegrondvest is op artikel 21 van het Verdrag van Lissabon, dat het universele en ondeelbare karakter van mensenrechten en fundamentele vrijheden bekrachtigt en voorziet in eerbiediging – door de EU – van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit, en de beginselen van het VN-Handvest en het internationaal recht bij haar acties in de wereld;