3. Die Mitgliedstaaten sorgen dafür, dass die Abwicklungsbehörden bei der Wahrnehmung einer Abwicklungsbefugnis zur Ergreifung von Kontinuitätsmaßnahmen befugt sind, die erforderlich sind, um sicherzustellen , dass die Abwicklungsmaßnahme wirksam ist und die übertragene Tätigkeit gegebenenfalls vom übernehmenden Rechtsträger betrieben werden kann.
3. De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten bij de uitoefening van een afwikkelingsbevoegdheid bevoegd zijn om in de benodigde continuïteitsregelingen te voorzien om te garanderen dat de afwikkelingsmaatregel doeltreffend is en, in voorkomend geval, de overgedragen bedrijfsactiviteiten door de ontvanger mogen worden uitgeoefend.
