In diesem Fall wird die Steuerregelung nicht - wie die klagenden Parteien es anführen - aufgrund der d
urch Artikel 11 des Abkommens für die Arbeitnehmer festgelegten Regelung bestimmt - da diese Bestimmung eine Versteuerung in dem Staat vorsieht, in dem die Berufstätigkeit ausgeübt wird, was dem Grundsatz von Artikel 10 Absatz 1 entspricht, von dem Artikel 10 Absatz 3 gerade abweichen soll -, sondern aufgrund der Restbestimmung, die Artikel 18 des Abkommens darstellt, der bestimmt: « Insofern die vorstehenden Artik
el dieses Abkommens nichts anderes ...[+++] verfügen, sind die Einkünfte der Ansässigen eines der beiden Vertragsstaaten nur in diesen Staaten zu versteuern ».
In dat geval wordt de fiscale regeling niet bepaald, zoals de verzoekende partijen beweren, op grond van de regeling die door artikel 11 van de Overeenkomst voor de werknemers is vastgesteld - vermits die bepaling voorziet in een belastingheffing in de Staat waar de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend, wat overeenstemt met het beginsel van artikel 10, § 1, waarvan artikel 10, § 3, precies wil afwijken -, maar op grond van een residuaire bepaling, met name artikel 18 van de Overeenkomst, dat bepaalt dat, « voor zover de vorenstaande artikelen van deze Overeenkomsten niet an
ders luiden, [.] de inkomsten van de verblijfhouders van een van beide verd
ragsluiten ...[+++]de Staten slechts in deze Staten belastbaar [zijn] ».