Artikel 20 § 1 des flämischen Wohngesetzbuches in der durch das angefochtene Dekret abgeänderten Fassung bestimmt: « Wenn eine Wohnung od
er eine spezifische Wohnform im Sinne von Artikel 5 § 3 Absatz 1, die nicht den in Anwendung von Artikel 5 festgelegten Anforderungen und Normen genügt, unmittelbar oder durch eine Zwischenperson zu Wohnzwecken vermietet, zur Miete angeboten oder zur Verfügung gestellt wird, wird der Vermieter, der etwaige Untervermieter oder derjenige, der die Wohnung zur Verfügung stellt, mit einer Gefängnisstrafe von sechs Monaten bis zu drei Jahren und einer Geldbuße von 500 bis zu 25.000 Euro oder mit nur einer die
...[+++]ser Strafen bestraft.
Artikel 20, § 1, van de Vlaamse Wooncode, zoals gewijzigd bij het bestreden decreet, bepaalt : « Als een woning of een specifieke woonvorm als vermeld in artikel 5, § 3, eerste lid, niet voldoet aan de vereisten en normen, vastgesteld met toepassing van artikel 5, rechtstreeks of via tussenpersoon wordt verhuurd, te huur gesteld of ter beschikking gesteld met het oog op bewoning, wordt de verhuurder, de eventuele onderverhuurder of diegene die de woning ter beschikking stelt, gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een geldboete van 500 tot 25.000 euro of met een van die straffen alleen.
