eine freie senkrechte Schwenkung um einen Winkel von 20° oberhalb und unterhalb der waagerechten Mittellinie bei allen waagerechten Drehwinkeln bis wenigstens 90° auf beiden Seiten der Längsmittellinie der Vorrichtung.
een verticale beweging naar boven en beneden over een hoek van 20° ten opzichte van de horizontaal moet mogelijk zijn bij alle horizontale verdraaiingshoeken tot ten minste 90° rond de lengteas van de koppelinrichting;