Vertaling van "Nicht einforderbare Schuld " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

nicht einforderbare Schuld
niet-opeisbare schuld | niet-opeisbare vordering | niet-opvorderbare schuld

nicht einziehbare Schuld | nicht hereinbringliche Schuld
niet invorderbare schuld

nicht beglichene Schuld
onbetaalde schuld

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

« Verstösst Artikel 10 Absatz 2 des Gesetzes über den Schutz der Entlohnung der Arbeitnehmer gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem der Arbeitgeber im Falle der Verzögerung bei der Erfüllung seiner Verpflichtung zur Auszahlung der Entlohnung nicht nur dem Arbeitnehmer Zinsen auf der Grundlage der gesamten Entlohnung schuldet, also einschliesslich des Teils der Entlohnung, der den einzubehaltenden LASS-Beiträgen des Arbeitnehmers sowie dem Berufssteuervorabzug entspricht, sondern ebenfalls Dritten gegenüber, die das Recht haben, die Zahlung dieser LASS-Beiträge und dieses Berufssteuervorabzugs von ihm zu fordern, das heisst das LASS und der belgische Staat, auf den Teil der Entlohnung, der den einzubehaltenden LASS-Beiträgen und dem Berufssteuervorabzug entspricht, Verzugszinsen schuldet, während jeder andere Schuldner auf einen selben Teil einer Schuld nur einmal Verzugszinsen schuldet, und zwar nur dem Gläubiger, der in Bezug auf diesen Teil über eine einforderbare Schuldforderung verfügt?
« Schendt artikel 10, tweede lid, van de Loonbeschermingswet al dan niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de werkgever in geval van vertraging in de uitvoering van zijn verbintenis tot het betalen van loon, niet alleen aan de werknemer intrest verschuldigd is op het gehele loon, dus ook op dat deel ervan dat overeenstemt met de in te houden RSZ-bijdragen van de werknemer en bedrijfsvoorheffing, doch bovendien aan de derden die het recht hebben de betaling van die RSZ-bijdragen en die bedrijfsvoorheffing van hem te vorderen, zijnde de RSZ en de Belgische Staat, op het deel van het loon dat overeenstemt met de in te houden RSZ-bijdragen en bedrijfsvoorheffing, verwijlintrest verschuldigd is, terwijl elke andere schuldenaar op een zelfde deel van een schuld maar éénmaal verwijlintrest verschuldigd is, en wel enkel aan die schuldeiser die met betrekking tot dat deel over een opeisbare schuldvordering beschikt ?

Der Verweisungsrichter legt dem Hof die Frage vor, ob Artikel 409 des Einkommensteuergesetzbuches 1992 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, insoweit er einen nicht angemessen gerechtfertigten Unterschied einführe zwischen dem (Einkommen-)Steuerschuldner einerseits und dem Schuldner einer anderen Schuld andererseits, da der Erstgenannte im Gegensatz zum Letztgenannten im Falle einer Sicherungspfändung die sichere, feststehende und einforderbare Beschaffenheit der Schuld nicht einer effektiven richterlichen Kontrolle unterwerfen könne.
De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van artikel 409 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een niet redelijk te verantwoorden verschil zou invoeren tussen de schuldenaar van een (inkomsten)belastingschuld, enerzijds, en de schuldenaar van een andere schuld, anderzijds, omdat de eerstgenoemde, in tegenstelling tot de laatstgenoemde, in geval van bewarend beslag, het zekere, vaststaande en opeisbare karakter van de schuld niet aan een daadwerkelijk jurisdictioneel toezicht zou kunnen onderwerpen.

« Verstösst Artikel 409 des Einkommensteuergesetzbuches 1992 - indem er so interpretiert wird, dass er dem Pfändungsrichter, der den Einspruch gegen die von einer Steuerbehörde durchgeführte Sicherungspfändung untersucht, die Möglichkeit vorenthält, die sichere, feststehende und einforderbare Beschaffenheit der Steuerschuld zu kontrollieren, und seine Kontrollmöglichkeiten darauf beschränken würde, zu überprüfen, ob die Steuern formgerecht und technisch richtig in die Heberolle eingetragen wurden - gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insoweit er in dieser Auslegung eine nicht in angemessener Weise gerechtfertigte Behandlungsungleichheit einführen würde zwischen einem (Einkommen-)Steuerschuldner einerseits und einem Schuldner einer anderen Schuld andererseits, wobei Letzterer im Rahmen eines gemeinrechtlichen Pfändungsverfahrens die sichere, feststehende und einforderbare Beschaffenheit der Forderung wohl einer effektiven richterlichen Kontrolle unterwerfen kann?
« Schendt artikel 409 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 - indien het aldus wordt geïnterpreteerd dat het aan de beslagrechter die is gevat van een verzet tegen een door de fiscale administratie gelegd bewarend beslag, de mogelijkheid ontzegt om het zeker, vaststaand en opeisbaar karakter van de belastingsschuld te controleren en zijn controlemogelijkheid ertoe zou beperken na te gaan of de belasting vormtechnisch correct werd ingekohierd - de artikelen 10 en 11 van de Grondwet inzoverre het, in die interpretatie, een niet redelijk verantwoorde ongelijke behandeling zou invoeren tussen de schuldenaar van een (inkomsten)belastingsschuld enerzijds en een schuldenaar van een andere schuld anderzijds, welke laatste in het kader van een gemeenrechtelijke beslagprocedure het zeker, vaststaand en opeisbaar karakter van de schuldvordering wel aan een daadwerkelijk jurisdictioneel toezicht kan onderwerpen ?

Der Ministerrat bestreitet, dass das Urteil des Europäischen Gerichtshofes für Menschenrechte in Sachen der Raffineries grecques Stan & Stratis Andreatis g/ Griechenland in diesem Fall anwendbar sei, da keine einforderbare Schuld bestehe, so dass Artikel 1 des Zusatzprotokolls nicht anwendbar sei.
De Ministerraad betwist dat het arrest dat door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gewezen is in de zaak Raffineries grecques Stan & Stratis Andreatis t/ Griekenland te dezen van toepassing is, want er is geen sprake van een opeisbare schuld, zodat artikel 1 van het Aanvullend Protocol niet van toepassing is.

« Verstösst Artikel 409 des Einkommensteuergesetzbuches 1992 - indem er so interpretiert wird, dass er dem Pfändungsrichter, der den Einspruch gegen die von einer Steuerbehörde durchgeführte Sicherungspfändung untersucht, die Möglichkeit vorenthält, die sichere, feststehende und einforderbare Beschaffenheit der Steuerschuld zu kontrollieren, und seine Kontrollmöglichkeiten darauf beschränken würde, zu überprüfen, ob die Steuern formgerecht und technisch richtig in die Heberolle eingetragen wurden - gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insoweit er in dieser Auslegung eine nicht in angemessener Weise gerechtfertigte Behandlungsungleichheit einführen würde zwischen einem (Einkommen) steuerschuldner einerseits und einem Schuldner einer anderen Schuld andererseits, wobei Letzterer im Rahmen eines gemeinrechtlichen Pfändungsverfahrens die sichere, feststehende und einforderbare Beschaffenheit der Forderung wohl einer effektiven richterlichen Kontrolle unterwerfen kann?
« Schendt artikel 409 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 - indien het aldus wordt geïnterpreteerd dat het aan de beslagrechter die is gevat van een verzet tegen een door de fiscale administratie gelegd bewarend beslag, de mogelijkheid ontzegt om het zeker, vaststaand en opeisbaar karakter van de belastingsschuld te controleren en zijn controlemogelijkheid ertoe zou beperken na te gaan of de belasting vormtechnisch correct werd ingekohierd - de artikelen 10 en 11 van de Grondwet inzoverre het, in die interpretatie, een niet redelijk verantwoorde ongelijke behandeling zou invoeren tussen de schuldenaar van een (inkomsten) belastingsschuld enerzijds en een schuldenaar van een andere schuld anderzijds, welke laatste in het kader van een gemeenrechtelijke beslagprocedure het zeker, vaststaand en opeisbaar karakter van de schuldvordering wel aan een daadwerkelijk jurisdictioneel toezicht kan onderwerpen ?