Insbesondere fragt der vorlegende Richter einerseits, ob die vorerwähnte Bestimmung gegen Artikel 15 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 8 der Europäischen Menschenrechtskonvention verstosse, wenn sie in dem Sinne ausgelegt werde, dass die Ermächtigung des Polizeirichters auf Schriftstücken und mündlichen Erläuterungen beruhen könne, die nicht der Strafakte hinzugefügt würden, und andererseits, ob die Bestimmung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention verstosse, indem infolge der vorerwähnten Auslegung kein Richter die Gesetzmässigkeit der Ermächtigung des Polizeirichters überwachten könne, während eine solche Gesetzmässigkeitsprüfung hingegen möglich sei
in Bezug ...[+++]auf einen Haussuchungsbefehl, der in Anwendung von Artikel 89bis des Strafprozessgesetzbuches erteilt werde.Meer bepaald vraagt de verwijzende rechter, enerzijds, of de voormelde bepaling artikel 15 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, schendt, wanneer zij in die zin wordt geïnterpreteerd dat de toestemming van de politierechter kan steunen op bescheiden en mondelinge toelichtingen die niet aan het strafdossier worden toegevoegd en, anderzijds, of de bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, schendt, doordat, ingevolge de bovenvermelde interpretatie, door geen enkele rechter toezicht kan worden uitgeoefend op de wettigheid van de door de politierechter verleende toestemming, terwijl
...[+++]een dergelijke wettigheidscontrole wel mogelijk is ten aanzien van het huiszoekingsbevel, afgegeven met toepassing van artikel 89bis van het Wetboek van strafvordering.
