Traduction de «Gegen hohen Druck beständige Verbindung » (Allemand → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE

gegen hohen Druck beständige Verbindung
hoge-drukleiding

gegen hohen Druck beständige Schlauchkupplung
hoge-drukdichting

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

« 1) Verstößt Artikel 20bis des Flämischen Wohngesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, indem in dem Fall, dass eine Wohnung von einem Städtebauverstoß betroffen ist und aus diesem Grund nicht für Wiedergutmachung der Wohnqualitätsmängel in Betracht kommt, der Richter dem gegen Artikel 5 des Flämischen Wohngesetzbuches Verstoßenden, gegen den nur der Wohnungsinspektor eine Klage auf Wiedergutmachung erhoben hat, anordnet, dieser Wohnung eine andere Zwecksbestimmung entsprechend den Bestimmungen des Flämischen Raumordnungskodex zu erteilen oder diese Wohnung oder das Gut abzubrechen, es sei denn, der Abbruch ist verboten aufgrund von Gesetzes-, Dekrets- oder Verordnungsbestimmungen, was dazu führt, dass die weitere Nutzung des Gebäudes als Wohnung ausgeschlossen ist, während der Richter dem gegen Artikel 5 des Flämischen Wohngesetzbuches Verstoßenden, gegen den der Städtebaubeamte oder das Bürgermeister- und Schöffenkollegium eine Klage auf Wiedergutmachung bezüglich des Städtebauverstoßes erhoben hat, der Richter unter Berücksichtigung der Vorschriften von Artikel 6.1.41 des Flämischen Raumordnungskodex - darunter die obligatorische befürwortende Stellungnahme des Hohen Rates für die Rechtsdurchsetzungspolitik - anordnen kann, den Ort wieder in den ursprünglichen Zustand zu versetzen oder die rechtswidrige Nutzung einzustellen und/oder Bau- oder Anpassungsarbeiten durchzuführen und/oder einen Geldbetrag in Höhe des Mehrwertes, den das Gut durch den Verstoß erhalten hat, zu zahlen, woraufhin der Zuwiderhandelnde die Wohnqualitätsmängel dieser Wohnung im Sinne von Artikel 5 des Flämischen Wohngesetzbuches wiedergutmachen und das Gebäude weiterhin als Wohnung benutzen kann ?
« 1) Schendt artikel 20bis van de Vlaamse Wooncode de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 EVRM, doordat, wanneer een woning aangetast is door een stedenbouwmisdrijf en om die reden niet in aanmerking komt voor herstel van de woonkwaliteitsgebreken, aan de overtreder van artikel 5 van de Vlaamse Wooncode tegen wie uitsluitend de wooninspecteur een herstelvordering heeft ingesteld, de rechter beveelt om een andere bestemming te geven aan die woning overeenkomstig de bepalingen van de VCRO of om de woning of het goed te slopen, tenzij de sloop ervan verboden is op grond van wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, met als gevolg dat het verdere gebruik van het pand als woning uitgesloten is, terwijl aan de overtreder van artikel 5 van de Vlaamse Wooncode tegen wie de stedenbouwkundige ambtenaar of het college van burgemeester en schepenen een herstelvordering betreffende het stedenbouwmisdrijf heeft ingesteld, de rechter met inachtneming van de regelen in artikel 6.1.41 VCRO - waaronder het verplichte positieve advies van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid - kan bevelen de plaats in de oorspronkelijke toestand te herstellen of het strijdige gebruik te staken, en/of bouw- of aanpassingswerken uit te voeren en/of een geldsom te betalen gelijk aan de meerwaarde die het goed door het misdrijf heeft verkregen, waarna de overtreder de woonkwaliteitsgebreken in de zin van artikel 5 van de Vlaamse Wooncode van die woning kan herstellen en het pand verder als woning kan bestemmen ?

D. in der Erwägung, dass sich in der Türkei bereits sehr viele Journalisten in Haft befinden bzw. auf ein Gerichtsverfahren warten, und dass der Druck gegen Medien, auch gegen Inhaber und Geschäftsführer von Medienunternehmen sowie gegen Online-Plattformen und soziale Medien im Internet, in den letzten Jahren zugenommen hat; in der Erwägung, dass einschüchternde Erklärungen von Politikern und gegen kritische Journalisten eingeleitete Verfahren in Verbindung mit der Eigentumsstruktur in der Medienbranche zu weit verbreiteter Selbstzensur durch die Inhaber von Medienunternehmen und Journalisten und zu Entlassungen von Journalisten geführt haben; in der Erwägung, dass die türkische Regierung Journalisten hauptsächlich aufgrund des türkischen Gesetzes zur Bekämpfung des Terrorismus und der Artikel des Strafgesetzbuches über „terroristische Organisationen“ anklagt;
D. overwegende dat in Turkije al een bijzonder groot aantal journalisten gevangen zit of in afwachting is van een proces, en dat de druk op de media, inclusief eigenaren en directieleden van mediagroepen, onlineplatforms en sociale media, de laatste jaren nog sterker is geworden; overwegende dat de intimiderende verklaringen van politici en de gerechtelijke stappen tegen kritische journalisten in combinatie met de eigendomsstructuur van de mediasector hebben geleid tot wijdverbreide zelfcensuur bij media-eigenaren en journalisten, alsook tot het ontslaan van journalisten; overwegende dat de Turkse overheid journalisten meestal aanklaagt uit hoofde van de Turkse antiterreurwet (TMK) en de artikelen uit de strafwet die betrekking hebben op terroristische bewegingen;

Verstoßen die Artikel 343 § 1 Buchstaben a) und b) und 353 des Zivilgesetzbuches gegen die Artikel 10, 11, 22 und 22bis der Verfassung in Verbindung mit den Artikeln 8 der Europäischen Menschenrechtskonvention und 21 des Übereinkommens über die Rechte des Kindes, indem sie unter den oben beschriebenen Umständen des vorliegenden Falls nicht vorsehen, dass ein minderjähriges Kind durch einfache Adoption vom ehemaligen Lebenspartner des Adoptivelternteils dieses Kindes adoptiert werden kann, nachdem es zum Zeitpunkt der Einreichung des Ersuchens um Adoption kein Zusammenleben mehr gibt, während es vor dem Zeitpunkt der Einreichung dieses Ersuchens mindestens drei Jahre lang ein affektives und beständiges Zusammenleben gab und auf materieller und moralischer Ebene eine dauerhafte Elter-Kind-Beziehung zwischen dem Adoptionskandidaten und dem Adoptivkind besteht?
Schenden de artikelen 343, § 1, a) en b), en 353 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, in zoverre zij, in de hiervoor omschreven omstandigheden van de zaak, niet erin voorzien dat een minderjarig kind via gewone adoptie door de voormalige partner van de adoptieve ouder van dat kind kan worden geadopteerd, aangezien er op het ogenblik van het indienen van het verzoek tot adoptie geen samenwoning meer is, terwijl er gedurende minstens drie jaar een affectieve en permanente samenwoning vóór het indienen van dat verzoek is geweest en terwijl er op materieel en moreel vlak een duurzame ouder-kindrelatie bestaat tussen de kandidaat-adoptant en het geadopteerde kind ?

In der Entschließung wurde viel über die überaus besorgniserregenden Entwicklungen des Verlusts der biologischen Vielfalt in Europa und der ganzen Welt, den hohen Druck, der auf Arten und Ökosysteme ausgeübt wird, die möglichen Lösungen, den Wert der Ökosystemdienstleistungen und ihre starken Verknüpfungen mit den Milleniumsentwicklungszielen und dem Kampf gegen den Klimawandel gesagt.
In de resolutie is veel gezegd over de zeer zorgwekkende trends van verlies van biodiversiteit in Europa en wereldwijd, de enorme druk die wordt uitgeoefend op soorten en ecosystemen, de mogelijke oplossingen, de waarde van ecosysteemdiensten en hun zeer sterke verbanden met de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en de strijd tegen klimaatverandering.

„In Erwägung nachstehender Gründe sollte das Europäische Parlament keinerlei Doppelmoral tolerieren. Indessen und um politischen Druck auf Journalisten auszuüben, die Korruptionsfälle aufdecken, die in Verbindung mit hochrangigen Beamten und regierenden Politikern der Partei stehen, hat die ungarische Staatsverwaltung vor Kurzem Schritte eingeleitet, um Strafverfahren gegen derartige Vertreter der Medien anzustrengen - nämlich gegen Herrn Tamás Pindroch, den Journalisten von Magyar Hírlap – , wobei insbesondere berücksichtigt werden muss, dass ein Strafverfahren gegen jenen Journalisten eingeleitet wurde, der Nachforschungen über Skandale anstellte, die mit hochrangigen früheren Mitgliedern der Regierung sowie mit einem der Kandidaten für das Amt eines Europäischen Kommissars im Zusammenhang standen.Die Erwägung nachstehender Gründe hat zu einer Atmosphäre geführt, aufgrund derer die Presse in Ungarn unter politischem Druck steht.“
‘overwegende dat het Europees Parlement niet met twee maten mag meten; overwegende dat de Hongaarse regering onlangs stappen heeft ondernomen om een strafzaak te beginnen tegen leden van de media om politieke druk uit te oefenen op journalisten die corruptiepraktijken aan het licht hadden gebracht in relatie tot hoge ambtenaren en politici van heersende partijen; ’ – met name de heer Tamás Pindroch, de journalist van de Magyar Hírlap – ‘overwegende, in het bijzonder, dat een strafzaak is aangespannen tegen de journalist die een onderzoek deed naar de schandalen rond een hooggeplaatst voormalig lid van de regering en één van de kandidaten voor de functie van Europees commissaris; overwegende dat dit heeft geleid tot een sfeer van politieke druk op de pers in Hongarije’.

2. « Verstösst Artikel 198bis des Dekrets vom 18. Mai 1999 über die Organisation der Raumordnung, eingefügt durch Artikel 11 des Dekrets vom 4. Juni 2003 und in Verbindung mit Artikel 149 § 1 desselben Dekrets, in der [im Verweisungsurteil enthaltenen] Auslegung, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er dazu führt, dass für Klagen auf Wiederherstellung, die vor dem Inkrafttreten der Bestimmungen bezüglich der gleichlautenden Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik erhoben wurden, über die aber der Richter erst nach dem Inkrafttreten der Bestimmungen bezüglich der gleichlautenden Stellungnahme befunden hat, die Verpflichtung der vorangehenden gleichlautenden Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik keine Anwendung findet, während diese Verpflichtung wohl gilt für Klagen auf Wiederherstellung, die nach dem Inkrafttreten der Bestimmungen bezüglich der gleichlautenden Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik erhoben wurden, und diese Verpflichtung kraft Artikel 149 § 1 desselben Dekrets eine allgemeine Tragweite hat?
2. « Schendt, uitgelegd als [in het verwijzingsvonnis], artikel 198bis van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals ingevoegd bij artikel 11 van het decreet van 4 juni 2003 en samengelezen met artikel 149, § 1 van datzelfde decreet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat eruit volgt dat voor herstelvorderingen die werden ingeleid vóór de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid maar waarover de rechter pas na de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies uitspraak doet, de verplichting van het voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid niet van toepassing is, terwijl deze verplichting wel geldt voor herstelvorderingen die werden ingeleid na de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid en deze verplichting krachtens artikel 149, § 1 van datzelfde decreet een algemene draagwijdte heeft ?

5. Verstösst Artikel 198bis des Dekrets vom 18. Mai 1999 über die Organisation der Raumordnung, eingefügt durch Artikel 11 des Dekrets vom 4. Juni 2003 und in Verbindung mit Artikel 149 § 1 desselben Dekrets, in der [im Verweisungsurteil enthaltenen] Auslegung, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er dazu führt, dass für Klagen auf Wiederherstellung, die vor dem Inkrafttreten der Bestimmungen bezüglich der gleichlautenden Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik erhoben wurden, über die aber der Richter erst nach dem Inkrafttreten der Bestimmungen bezüglich der gleichlautenden Stellungnahme befunden hat, die Verpflichtung der vorangehenden gleichlautenden Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik keine Anwendung findet, während diese Verpflichtung wohl gilt für Klagen auf Wiederherstellung, die nach dem Inkrafttreten der Bestimmungen bezüglich der gleichlautenden Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik erhoben wurden, und diese Verpflichtung kraft Artikel 149 § 1 desselben Dekrets eine allgemeine Tragweite hat?
5. Schendt, uitgelegd als [in het verwijzingsarrest], artikel 198bis van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals ingevoegd bij artikel 11 van het decreet van 4 juni 2003 en samen gelezen met artikel 149, § 1, van datzelfde decreet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat eruit volgt dat voor herstelvorderingen die werden ingeleid vóór de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid maar waarover de rechter pas na de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies uitspraak doet, de verplichting van het voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid niet van toepassing is, terwijl deze verplichting wel geldt voor herstelvorderingen die werden ingeleid na de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid en deze verplichting krachtens artikel 149, § 1, van datzelfde decreet een algemene draagwijdte heeft ?

2. « Verstösst - in der obigen Auslegung - Artikel 198bis des Dekrets vom 18. Mai 1999 über die Organisation der Raumordnung, eingefügt durch Artikel 11 des Dekrets vom 4. Juni 2003 und in Verbindung mit Artikel 149 § 1 desselben Dekrets, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sich daraus ergibt, dass für Klagen auf Wiedergutmachung, die vor dem Inkrafttreten der Bestimmungen über die gleichlautende Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik erhoben wurden, über die aber der Richter erst nach dem Inkrafttreten der Bestimmungen über die gleichlautende Stellungnahme befindet, die Verpflichtung zur vorherigen gleichlautenden Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik nicht gilt, während diese Verpflichtung sehr wohl gilt für Klagen auf Wiedergutmachung, die nach dem Inkrafttreten der Bestimmungen über die gleichlautende Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik erhoben wurden, und diese Verpflichtung kraft Artikel 149 § 1 desselben Dekrets eine allgemeine Tragweite hat?
2. « Schendt, uitgelegd als hierboven, artikel 198bis van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals ingevoegd bij artikel 11 van het decreet van 4 juni 2003 en samengelezen met artikel 149, § 1 van datzelfde decreet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat eruit volgt dat voor herstelvorderingen die werden ingeleid vóór de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid maar waarover de rechter pas na de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies uitspraak doet, de verplichting van het voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid niet van toepassing is, terwijl deze verplichting wel geldt voor herstelvorderingen die werden ingeleid na de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid en deze verplichting krachtens artikel 149, § 1 van datzelfde decreet een algemene draagwijdte heeft ?

5. Verstösst - in der obigen Auslegung - Artikel 198bis des Dekrets vom 18. Mai 1999 über die Organisation der Raumordnung, eingefügt durch Artikel 11 des Dekrets vom 4. Juni 2003 und in Verbindung mit Artikel 149 § 1 desselben Dekrets, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sich daraus ergibt, dass für Klagen auf Wiedergutmachung, die vor dem Inkrafttreten der Bestimmungen über die gleichlautende Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik erhoben wurden, über die aber der Richter erst nach dem Inkrafttreten der Bestimmungen über die gleichlautende Stellungnahme befindet, die Verpflichtung zur vorherigen gleichlautenden Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik nicht gilt, während diese Verpflichtung sehr wohl gilt für Klagen auf Wiedergutmachung, die nach dem Inkrafttreten der Bestimmungen über die gleichlautende Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik erhoben wurden, und diese Verpflichtung kraft Artikel 149 § 1 desselben Dekrets eine allgemeine Tragweite hat?
5. Schendt, uitgelegd als hierboven, artikel 198bis van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals ingevoegd bij artikel 11 van het decreet van 4 juni 2003 en samen gelezen met artikel 149, § 1, van datzelfde decreet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat eruit volgt dat voor herstelvorderingen die werden ingeleid vóór de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid maar waarover de rechter pas na de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies uitspraak doet, de verplichting van het voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid niet van toepassing is, terwijl deze verplichting wel geldt voor herstelvorderingen die werden ingeleid na de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid en deze verplichting krachtens artikel 149, § 1, van datzelfde decreet een algemene draagwijdte heeft ?