21. erkennt an, dass der Klimawandel durch veränderte Temperaturen und Niederschlagsverhältnisse erhebliche Auswirkungen auf die biogeochemischen Zyklen im Boden mit entsprechender Rückwirkung auf die Fruchtbarkeit haben könnte; erkennt ferner an, dass bei sich verändernden Klimaverhältnissen besondere Aufmerksamkeit den Veränderungen in der Nährstoffbilanz und im Wasserhaushalt der Böden und ihren Auswirkungen auf die Nahrungsmittelproduktion, dem Nährstoff- und Schadstofftransport und der Verfügbarkeit von Bodenwasser gewidmet werden muss;
21. erkent dat de klimaatverandering, door veranderingen in temperatuur en neerslag, grote gevolgen kan hebben voor de biogeochemische cycli in bodems die van invloed zijn op de bodemvruchtbaarheid; erkent tevens dat bij een veranderend klimaat met name veranderingen in de balans van de bodemvoedingsstoffen en het bodemwater en de gevolgen daarvan voor de voedselproductie, het transport van voedingstoffen en vervuilende stoffen en de beschikbaarheid van bodemwater nadere aandacht behoeven;
