(1) Für die Zwecke der Zusammenarbeit zwischen den Mitgliedstaaten gemäß Artikel 12 Absätze 5 und 6 der Verordnung (EU) Nr. 910/2014 benennt jeder Mitgliedstaat einen einheitlichen Ansprechpartner.
1. Teneinde de samenwerking tussen de lidstaten overeenkomstig artikel 12, leden 5 en 6, van Verordening (EU) nr. 910/2014 tot stand te brengen, wijst elke lidstaat één loket aan.