Vertaling van "11 august fanden " (Duits → Nederlands) :

A. Der vorliegende Antrag stützt sich auf Artikel 4 Absatz 1 der Verordnung (EU) Nr. 1309/2013 (EGF-Verordnung) und betrifft 568 Arbeitnehmer, die bei Broadcom Communications Finland, einem in der NACE-Rev.-2-Abteilung 46 („Großhandel (ohne Handel mit Kraftfahrzeugen und Krafträdern)“) tätigen Unternehmen, und zwei Tochterunternehmen während des Bezugszeitraums vom 11. August 2014 bis 11. Dezember 2014 entlassen wurden. Die Entlassungen fanden in allen NUTS-2-Regionen Finnlands (ausgenommen Åland) statt.
(A) de aanvraag is gebaseerd op artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1309/2013 (EFG-verordening) en heeft betrekking op 568 in de referentieperiode van 11 augustus 2014 tot 11 december 2014 werkloos geworden werknemers van Broadcom Communications Finland en twee dochterondernemingen, die actief zijn in de NACE Rev. 2-afdeling 46 (Groothandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen) in alle Finse NUTS5-regio's van niveau 2 (m.u.v. Åland);

Am 18. /19. Juni und am 10./11. August fanden zwei Verhandlungssitzungen unter Schirmherrschaft der Vereinten Nationen statt, und eine neue Runde ist für den Herbst dieses Jahres vorgesehen.
Op 18 en 19 juni en op 10 en 11 augustus dit jaar vonden onder de bescherming van de Verenigde Naties twee gespreksronden plaats.

Aus dem Wortlaut der präjudiziellen Fragen und der Begründung der Verweisungsentscheidung geht hervor, dass der vorlegende Richter den Hof zur Vereinbarkeit der Artikel 16 bis 21 des Gesetzes vom 10. August 2005 zur Abänderung verschiedener Bestimmungen zur Verstärkung der Bekämpfung des Menschenhandels und -schmuggels und der Praktiken der Miethaie (nachstehend: das Gesetz vom 10. August 2005) mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung befragt, insofern sie auf Straftaten Anwendung fänden, die vor dem Inkrafttreten des Gesetzes vom 10. August 2005 begangen worden seien.
Uit de bewoordingen van de prejudiciële vragen en de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de verwijzende rechter het Hof ondervraagt over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de artikelen 16 tot 21 van de wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkers (hierna : de wet van 10 augustus 2005), in zoverre zij van toepassing zijn op misdrijven die vóór de inwerkingtreding van de wet van 10 augustus 2005 zijn gepleegd.