(4) Nutzt ein Mitgliedstaat eine der Möglichkeiten nach Absatz 3, so überträgt die zuständige Behörde des Vollstreckungsstaats im Falle der Nichteinhaltung einer Bewährungsmaßnahme oder alternativen Sanktion die Zuständigkeit zurück an die zuständige Behörde des Ausstellungsstaats, wenn die zuständige Behörde des Vollstreckungsstaats eine Folgeentscheidung im Sinne von Absatz 1 Buchstaben b oder c für erforderlich hält.
4. Wanneer een lidstaat gebruik maakt van de in lid 3 geboden mogelijkheden, draagt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegdheid over aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, indien zij in geval van het niet-naleven van een proeftijdvoorwaarde of een alternatieve straf van oordeel is dat een vervolgbeslissing in de zin van lid 1, onder b) en c), moet worden genomen.