(1) Die Mitgliedstaaten, die beabsichtigen, untereinander eine verstärkte Zusammenarbeit zu begründen, können vorbehaltlich der Artikel K.15 und K.16 des Vertrags über die Europäische Union ermächtigt werden, die in diesem Vertrag vorgesehenen Organe, Verfahren und Mechanismen in Anspruch zu nehmen, sofern die beabsichtigte Zusammenarbeit
1. De lidstaten die voornemens zijn onderling een nauwere samenwerking aan te gaan, kunnen met inachtneming van de artikelen K.15 en K.16 van het Verdrag betreffende de Europese Unie worden gemachtigd gebruik te maken van de instellingen, procedures en regelingen van dit Verdrag, mits de beoogde samenwerking: