Traduction de « nach absatz 5 offengelegte text dritten jedoch » (Allemand → Néerlandais) :

Im Fall einer Abweichung kann der nach Absatz 5 offengelegte Text Dritten jedoch nicht entgegengehalten werden; diese können sich jedoch auf den offengelegten Text berufen, es sei denn, die Gesellschaft weist nach, dass der in der Akte hinterlegte oder im Register eingetragene Text den Dritten bekannt war.
In geval van tegenstrijdigheid echter kan de overeenkomstig artikel 5 openbaar gemaakte tekst niet aan derden worden tegengeworpen; deze derden kunnen zich echter wel erop beroepen, tenzij de vennootschap aantoont dat zij kennis droegen van de in het dossier opgenomen of in het register ingeschreven tekst.

Im Fall einer Abweichung kann der nach Absatz 4 offen gelegte Text Dritten jedoch nicht entgegengehalten werden; diese können sich jedoch auf den offen gelegten Text berufen, es sei denn, die Gesellschaft weist nach, dass der in der Akte hinterlegte oder im Register eingetragene Text den Dritten bekannt war.
In geval van tegenstrijdigheid echter kan de overeenkomstig artikel 4 openbaar gemaakte tekst niet aan derden worden tegengeworpen; dezen kunnen er zich echter wel op beroepen, tenzij de vennootschap aantoont dat zij kennis droegen van de in het dossier opgenomen of in het register ingeschreven tekst.

Im bereits dritten Jahr in Folge hat die Kommission jedoch beschlossen, Maßnahmen im Rahmen der TAC- und Quoten-Verordnung vorzuschlagen, die eindeutig nicht mehr in den Geltungsbereich für Maßnahmen fallen, die nach Artikel 43 Absatz 3 erlassen werden dürfen, und der Rat hat zum inzwischen dritten Mal beschlossen, diese Maßnahmen anzunehmen. Dabei geht es unter anderem um wichtige technische Maßnahmen, wie das Verbot oder die Einschränkung von Fangzonen und -zeiten, die Begrenzung von Fangtiefen und bestimmte Vorschriften für Fanggerät.
Voor het derde jaar op rij hebben de Commissie en de Raad er echter voor gekozen om in het kader van de TAC- en quotaverordening maatregelen voor te stellen respectievelijk aan te nemen die de bevoegdheid van de Raad op grond van artikel 43, lid 3, duidelijk te buiten gaan, met inbegrip van belangrijke technische maatregelen, zoals het verbieden of beperken van gebieden en tijdvakken, beperkte visdieptes, en specifieke vereisten in verband met vistuig.

Da die ausreichend präzise und vollständige Feststellung der Verfassungswidrigkeit in dem dem Hof unterbreiteten Text enthalten ist in der Auslegung, dass die Ubergangsbestimmung von Artikel 42 § 2 Absatz 1 des Gesetzes vom 27. April 2007 nur auf Hauptklagen auf Ehescheidung aus einem bestimmten Grund, die vor dem 1. September 2007 eingereicht wurden (über die noch kein Endurteil ergangen ist) bezieht, jedoch nicht auf Widerklagen auf Ehescheidung aus einem bestimmten Grund, die nach diesem Datum eingereicht wurden, obliegt es dem vorlegenden Rechtsprechungsorgan, die Diskriminierung zu beseitigen, indem es diese Widerklagen im Lichte der früheren Artikel 229, 231 und 232 des Zivilgesetzbuches beurteilt, auch wenn sie nach dem 1. September 2007 eingereicht wurden in einem noch anhängigen Ehescheidungsverfahren aus einem bestimmten Grund.
Nu de voldoende precieze en volledige vaststelling van de ongrondwettigheid zich bevindt in de aan het Hof voorgelegde tekst, in de interpretatie dat de overgangsbepaling van artikel 42, § 2, eerste lid, van de wet van 27 april 2007 enkel betrekking heeft op de hoofdvorderingen tot echtscheiding op grond van bepaalde feiten die zijn ingeleid vóór 1 september 2007 (waarover nog geen eindvonnis is geveld) maar niet op de tegenvorderingen tot echtscheiding op grond van bepaalde feiten ingesteld na die datum, komt het aan het verwijzende rechtscollege toe de discriminatie te verhelpen door die tegenvorderingen te beoordelen in het licht van de vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk Wetboek, ook wanneer zij na 1 september 2007 zijn ingediend in een nog hangende echtscheidingsprocedure op grond van bepaalde feiten.

Im Falle einer Abweichung kann der nach Absatz 4 offen gelegte Text Dritten nicht entgegengesetzt werden. Diese können sich jedoch auf den offen gelegten Text berufen, es sei denn, die Gesellschaft beweist, dass die Dritten den in der Akte hinterlegten oder im Register eingetragenen Text kannten.
Ingeval van tegenstrijdigheid echter kan de overeenkomstig artikel 4 openbaargemaakte tekst niet aan derden worden tegengeworpen; dezen kunnen er zich echter wel op beroepen, tenzij de vennootschap aantoont dat zij kennis droegen van de in het dossier opgenomen of in het register ingeschreven tekst.

Im Falle einer Abweichung kann die nach Absatz 2 oder 3 offen gelegte Übersetzung Dritten nicht entgegengehalten werden. Diese können sich jedoch auf die offen gelegte Übersetzung berufen, es sei denn, die Gesellschaft beweist, dass die Dritten die gemäß Absatz 1 offen gelegte Fassung kannten.
In geval van tegenstrijdigheid echter kan de ingevolge lid 2 of lid 3 openbaargemaakte vertaling niet aan derden worden tegengeworpen; dezen kunnen er zich echter wel op beroepen, tenzij de vennootschap aantoont dat zij kennis droegen van de overeenkomstig lid 1 openbaargemaakte versie.

« Verstösst Artikel 15 Absatz 4 des königlichen Erlasses Nr. 225 vom 7. Januar 1936 zur Regelung der Hypothekendarlehen und zur Einführung der Kontrolle der Unternehmen für Hypothekendarlehen, bestätigt durch Nr. 75 des einzigen Artikels des Gesetzes vom 4. Mai 1936, gegen den in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Gleichheits- und Nichtdiskriminierungsgrundsatz, indem er bestimmt: ' Wenn [.] eine intervenierende Partei oder ein rekonstituierender Dritter aus welchem Grund auch immer versagt, ist der Schuldner gehalten, dem Gläubiger die Beträge zurückzuzahlen, die dieser nicht hat eintreiben können, jedoch erst nach Ausschöpfung aller Rechtsmittel, die der Gläubiger gegen diese intervenierende Partei oder diesen rekonstituierenden Dritten geltend machen könnte, sowohl aufgrund der eigenen Rechte als aufgrund derjenigen, in die er eingetreten ist '?
« Schendt artikel 15, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, bekrachtigd bij het enig artikel, 75°, van de wet van 4 mei 1936, het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel zoals bepaald in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het stelt : ` Wanneer [.] een tussenkomende partij of een reconstituerende derde, om welke reden ook, in gebreke blijft, is de schuldenaar ertoe gehouden aan de schuldeiser de sommen terug te betalen die deze niet heeft kunnen invorderen, doch alleen na uitputting van alle rechtsmiddelen, welke de schuldeiser zou kunnen doen gelden tegen deze tussenkomende partij of deze reconstituerende derde, zowel op grond van eigen rechten als van die waarin hij getreden is '?

« Verstösst Artikel 15 Absatz 4 des königlichen Erlasses Nr. 225 vom 7. Januar 1936 zur Regelung der Hypothekendarlehen und zur Einführung der Kontrolle der Unternehmen für Hypothekendarlehen, bestätigt durch Nr. 75 des einzigen Artikels des Gesetzes vom 4. Mai 1936, gegen den in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Gleichheits- und Nichtdiskriminierungsgrundsatz, indem er bestimmt:" Wenn (..) eine intervenierende Partei oder ein rekonstituierender Dritter aus welchem Grund auch immer versagt, ist der Schuldner gehalten, dem Gläubiger die Beträge zurückzuzahlen, die dieser nicht hat eintreiben können, jedoch erst nach Erschöpfung aller Rechtsmittel, die der Gläubiger gegen diese intervenierende Partei oder diesen rekonstituierenden Dritten geltend machen könnte, sowohl aufgrund der eigenen Rechte als aufgrund derjenigen, in die er eingetreten ist" ?
« Schendt artikel 15, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, bekrachtigd bij het enig artikel, 75°, van de wet van 4 mei 1936, het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel zoals geponeerd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het stelt : " Wanneer (..) een tussenkomende partij of een reconstituerende derde, om welke reden ook, in gebreke blijft, is de schuldenaar ertoe gehouden aan de schuldeiser de sommen terug te betalen die deze niet heeft kunnen invorderen, doch alleen na uitputting van alle rechtsmiddelen, welke de schuldeiser zou kunnen doen gelden tegen deze tussenkomende partij of deze reconstituerende derde, zowel op grond van eigen rechten als van die waarin hij getreden is" ?