(1) Die Mitgliedstaaten, die an ihren gemeinsamen Landgrenzen Artikel 18 nicht anwenden, können bis zu dem Tag, ab dem dieser Artikel anwendbar ist, unbeschadet der sich aus den Artikeln 5a bis 11 ergebenden individuellen Zuständigkeit der Mitgliedstaaten gemeinsame grenzpolizeiliche Maßnahmen an diesen Grenzen durchführen; in diesem Fall dürfen Personen nur ein Mal angehalten werden, um die Ein- und Ausreisekontrollen durchzuführen.
1. De lidstaten die aan hun gemeenschappelijke landgrenzen artikel 18 niet toepassen, kunnen tot de datum van toepassing van dit artikel aan deze gemeenschappelijke grenzen gezamenlijk toezicht uitoefenen, in welk geval een persoon slechts eenmaal mag worden staande gehouden ten behoeve van in- en uitreiscontroles, onverminderd de individuele verantwoordelijkheden van de lidstaten die voortvloeien uit de artikelen 5 bis tot en met 11.
