Anlässlich eines Rechtsstreits, der sich auf die Gültigkeit der Verlängerung eines gewerblichen Mietvertrags hinsichtlich der Regeln bezieht, die diesbezüglich durch Artikel 14 des Gesetzes vom 30. April 1951 auferlegt werden, stellen die Mieter eine Frage im Zusammenhang mit dem insoweit diskriminierenden Charakter dieser Bestimmung, als sie nur den Mietern unverhältnismässige Formvorschriften auferlegen würden.
Naar aanleiding van een geschil met betrekking tot de geldigheid van de hernieuwing van een handelshuurovereenkomst, ten aanzien van de ter zake bij artikel 14 van de wet van 30 april 1951 opgelegde regels, stellen de huurders een vraag in verband met het al dan niet discriminerende karakter van die bepaling, in zoverre zij aan de enkele huurders onevenredige vormvoorschriften zou opleggen.