(2) Ist ein Mitgliedstaat der Auffassung, dass sich eine nach Artikel 10 Absatz 2 oder Artikel 11 erlassene Entscheidung unmittelbar und erheblich auf seine haushaltspolitischen Zuständigkeiten auswirkt, so teilt er der Behörde, der Kommission und dem Europäischen Parlament innerhalb von zehn Arbeitstagen, nachdem die zuständige Behörde über die Entscheidung der Behörde in Kenntnis gesetzt wurde, mit, ob er mit dieser Entscheidung einverstanden sein wird oder nicht.
2. Wanneer een lidstaat meent dat een op grond van artikel 10, lid 2, of artikel 11 genomen besluit rechtstreeks en in aanzienlijke mate afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, stelt hij binnen tien werkdagen na kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van het besluit van de Autoriteit, de Autoriteit, de Commissie en het Europees Parlement ervan in kennis of hij dat besluit al dan niet zal naleven.
