Indem der Gesetzgeber die auf diesen Lieferungen basierenden Klagen der gemeinrechtlichen Verjährungsfrist unterworfen hat, hat er unbeschadet der etwaigen Anwendung des Gesetzes vom 1. Mai 1913 « über den Kredit der Einzelhändler und Handwerker und über die Aufschubzinsen » eine im Lichte der in B.3 erwähnten Zielsetzung von Artikel 2272 Absatz 2 des Zivilgesetzbuches nicht unvernünftige Massnahme ergriffen.
Door de op die leveringen gestoelde rechtsvorderingen te onderwerpen aan de gemeenrechtelijke verjaringstermijn, heeft de wetgever, onverminderd de eventuele toepassing van de wet van 1 mei 1913 « op het krediet der kleinhandelaars en ambachtslieden en op de interesten wegens vertraagde betaling », een maatregel genomen die niet onredelijk is in het licht van de in B.3 vermelde doelstelling van artikel 2272, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.