1.4.2. In Längsrichtung wirkende Lüftung ist in Gegenverkehrstunneln nur dort anzuwenden, wo die Fahrzeuge den Tunnel unter normalen Verkehrsbedingungen in der Richtung des Rauchs verlassen können.
1.4.2. In tunnels met tweerichtingsverkeer wordt alleen gebruik gemaakt van lengteventilatie, indien de normale verkeersomstandigheden toelaten dat voertuigen de tunnel in de richting van de rook kunnen uitrijden.