A. in der Erwägung, dass die Religionsfreiheit in ihrer individuellen und kollektiven Dimension ein grundlegendes Menschenrecht darstellt, das in verschiedenen internationalen Vertragswerken verankert ist, wie in der Allgemeinen Erklärung der Menschenrechte (1948), der Europäischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten (1950), dem Internationalen Pakt über bürgerliche und politische Rechte (1966), der UN-Erklärung über die Abschaffung aller Formen von Intoleranz und Diskriminierung aufgrund von Religion oder Glauben (1981),
A. overwegende dat godsdienstvrijheid, zowel vanuit individueel als collectief oogpunt, een grondrecht is dat verankerd is in verschillende internationale rechtsinstrumenten, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948), het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (1950), het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (1966), alsmede de Verklaring van de VN inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie gebaseerd op religie of geloof (1981),