Unter Berücksichtigung des Vorstehenden werden die Rechte des Verurteilten und der Dritten im Sinne von Artikel 464/1 § 3 des Strafprozessgesetzbuches nicht auf unverhältnismäßige Weise beeinträchtigt, indem die Genehmigung zur Observation für eine Frist von maximal drei Monaten erteilt werden kann.
Rekening houdend met het voorgaande, wordt aan de rechten van de veroordeelde en van de derden bedoeld in artikel 464/1, § 3, van het Wetboek van strafvordering niet op onevenredige wijze afbreuk gedaan, doordat de machtiging tot observatie kan worden verleend voor een termijn van maximaal drie maanden.