In Abweichung von Absatz 1 kann die zuständige B
ehörde in folgenden Fällen eine Umgebungsgenehmigung ganz oder teilweise für
eine bestimmte Dauer erteilen: 1. auf Antrag des Antragstellers auf Genehmigung; 2. für Projekte, die ausschließlich zeitweilige Einrichtungen oder Tätigkeiten im Sinne von Artikel 5.2.1 § 2 Absatz 2 des Umweltpolitikdekrets umfassen; 3. wenn der Betrieb sich auf
eine Grundwassergewinnung oder
eine Abbautätigkeit bezieht; 4. wenn
eine Umgebungsgenehmigung auf Probe notwendig ist; 5. im Hinblick auf die Verla
...[+++]gerung des Betriebs der eingestuften Einrichtung oder Tätigkeit, die nicht mit der raumordnerischen Zweckbestimmung vereinbar ist; 6. wenn in Anwendung von Artikel 4.4.4 oder 4.4.23 des Flämischen Raumordnungskodex eine Umgebungsgenehmigung für bestimmte Dauer als möglich betrachtet wird für ein Projekt, das im Widerspruch zu einer Städtebauvorschrift steht; 7. um Folgendes berücksichtigen zu können: a) die lokalisierbaren gebietsspezifischen Entwicklungsperspektiven, die in einen vor dem Einreichen des Antrags auf Umgebungsgenehmigung endgültig festgelegten räumlichen Strukturplan aufgenommen wurden; b) die städtebaulichen Vorschriften eines räumlichen Ausführungsplans; 8. für Bauwerke, die wegen ihrer Beschaffenheit zeitweiliger Beschaffenheit sind; 9. für Änderungen des Betriebs einer eingestuften Einrichtung oder Tätigkeit, für die die ursprüngliche Umgebungsgenehmigung für bestimmte Dauer erteilt wurde.In afwijking van het eerste lid kan de bevoegde overheid een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk voor een bepaalde duur verl
enen in de volgende gevallen : 1° op verzoek van de vergunningsaanvrager; 2° voor projecten die uitsluitend tijdelijke inrichtingen of activiteiten omvatten, vermeld in artikel 5.2.1, § 2, tweede lid, van het DABM; 3° als de exploitatie betrekking heeft op een grondwaterwinning of een ontginning; 4° als een omgevingsvergunning op proef noodzakelijk is; 5° met het oog op de herlokalisatie van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit die niet verenigbaar is met de ruimtelijke bestemming; 6
...[+++]° als met toepassing van artikel 4.4.4 of 4.4.23 van de VCRO een omgevingsvergunning voor bepaalde duur mogelijk wordt geacht voor een project dat in strijd is met een stedenbouwkundig voorschrift; 7° om rekening te kunnen houden met : a) de localiseerbare gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven opgenomen in een voorafgaand aan de indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning definitief vastgesteld ruimtelijk structuurplan; b) de stedenbouwkundige voorschriften van een ruimtelijk uitvoeringsplan; 8° voor constructies die door de aard ervan een tijdelijk karakter hebben; 9° voor veranderingen van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor de initiële omgevingsvergunning voor bepaalde duur is verleend.