20. bekräftigt das Recht der Staaten, vor der vollständigen Anwendung der gemeinschaftlichen Regelung für die Freizügigkeit der Arbeitnehmer diese in den jeweiligen Beitrittsverträgen vorgesehenen Übergangsmaßnahmen in Anspruch zu nehmen, die den freien Verkehr der Arbeitnehmer aus, zu und zwischen den neuen Mitgliedstaaten regeln;
20. herhaalt dat de lidstaten het recht hebben om alvorens over te gaan tot volledige toepassing van de communautaire regels voor vrij verkeer van werknemers, die overgangsmaatregelen te nemen die vrij verkeer van werknemers in goede banen leiden uit, naar en tussen de nieuwe lidstaten, zoals opgenomen in de respectievelijke toetredingsverdragen;