Art. 5. De sommen, kapitalen of roerende waarden be
oogd door artikel 3 kunnen slechts geregulariseerd worden voor zover de aangever, in de zin van artikel 1, 7°, van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017, de aard van
de te regulariseren rechten en de periode waar
toe de te regulariseren rechten behoren aantoont aan de hand van schriftelijk bewijs, desgevallend aangevuld met andere bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed
...[+++] en het bewijs door getuigen.
Art. 5. Les sommes, capitaux ou valeurs mobilières visés à l'article 3 ne sont régularisés que pour autant que le déclarant, au sens de l'article 1, 7°, de l'accord de coopération du 20 février 2017, démontre, au moyen d'une preuve écrite, complétée le cas échéant par d'autres moyens de preuve tirés du droit commun, à l'exception du serment et de la preuve par témoins, la nature des droits à régulariser et la période à laquelle appartiennent les droits à régulariser.